Het fenomeen Bruno Gröning
Op het spoor van de „wondergenezer“
Bruno Gröning
Dr. filosoof A. Kaul schreef in 1949 een brochure over de gebeurtenissen in Herford. Hier enkele uitreksels:


				De Wilhelmsplatz in Herford werd in mei en juni 1949 toneel van talrijke genezingen. Tot 5000 mensen uit binnen- en buitenland wachtten hier op Gröning.			.

„Onder de genezingzoekenden, die in de nacht van 17 op 18 juni 1949 in het huis op Wilhelmsplatz nr. 7 verblijven, bevinden zich ook Engelsen, die over de roep van Gröning hebben gehoord. Een Duitse arts is al direct met 3 van zijn patiënten verschenen: het geval van een jongeman met long- en bottuberculose, met verstijving in het linker been, een knaap met verlamming in beide benen, een jong meisje met nerveuze chronische hoofdpijnen.

Gröning stelt geen diagnose. De tbc-zieke jongeman zegt hij recht voor zijn raap dat hij in het bijzonder op de botten van zijn linker been moet letten. „Wat voelt u nu?“ „Een hete stroom doorstroomt mijn lichaam.“ „En nu?“ „Het kriebelt in mijn linker been.“ „Nu tilt u uw been net zo hoog als ik!“ Gröning doet het voor en tilt zijn gebogen been tot buikhoogte. De jongeman treuzelt. „U kunt het net zo doen als ik!“ Zonder zichtbare inspanning brengt de zieke het been, dat voorheen nog stijf was, in de opgedragen positie. Ongelooflijk kijkt hij afwisselend naar zijn been en naar zijn arts. „Hoe is het mogelijk, ik kan mijn been bewegen!“ „U wordt gezond, maar het gaat langzaam bij u. Schrijft u mij!“ En naar de arts gericht: „Houdt u mij op de hoogte!“


				Bruno Gröning spreekt met genezingzoekenden.			Bruno Gröning spricht mit Heilungssuchenden.


				Genezen! Op nog wankele benen doet een verlamde zijn eerste passen.

De aan beide benen verlamde jongen zit met twee krukken naast zijn moeder: „Mijn jongen, sta op!“ de moeder valt hem in de rede: „Hij kan niet opstaan, hij is toch verlamd!“ Gröning draait zijn hoofd om. „Dat moet u niet zeggen!“ spreekt hij haar hard toe. „U houdt zo de ziekte van uw kind vast! Mijn jongen, sta op, jij kunt het!“ Rode vlekken op het smalle kindergezicht, de mond trilt en tranen rollen uit de ogen. Aangedaan zien de talrijke mensen in de ruimte hoe de jongen zich uit de stoel opricht en er nu staat, alleen en zonder krukken. „En kom nu naar mij toe!“ Met onzekere passen loopt hij naar Gröning toe, die hem de hand reikt en hem lang in de ogen kijkt. Liefdevol strijkt hij over het hoofd van het kind en stuurt het terug naar de moeder: „Langzaam verder oefenen, niet teveel verlangen, de benen zijn nog te zwak!“ Voor de thuisreis neem je nog de krukken, maar die kun je binnenkort weggooien!“ Gelukkige kinderogen en een gelukkige moeder zijn de dank.

Het jonge meisje met de chronische hoofdpijnen is al genezen, voordat Gröning haar aanspreekt. Nee, het heeft geen pijnen meer. „Wilt u de pijnen terug hebben?“ „Nee, nee in Gods naam nee“, komt het over de lippen.

En de arts? Hij heeft sprakeloos naar de gebeurtenissen gekeken. Hij reikt Gröning de hand: „Meneer Gröning, ik sta geheel te uwer beschikking, ik sta helemaal achter u!“


				Een van vele, via foto’s, vastgelegde genezingen.			
				Een van vele, via foto’s, vastgelegde genezingen.
Dr. Kurt Trampler schreef in 1949 een boek over de gebeurtenissen bij de Traberhof bij Rosenheim. Hier enkele uittreksels:


				Gröning spreekt vanaf het balkon tot duizenden genezingzoekenden bij de Traberhof bij Rosenheim (Oberbayern).

„In een van de voorgaande nachten (5 - 6 september) bracht een arts Karl Sch. het huis binnen, met de opwindende constatering dat de blinde zojuist op het terrein voor de Traberhof zijn zicht weer mocht terugverkrijgen. Sch. overlegde een bewijsstuk van de Universiteitsoogkliniek te München uit het jaar 1949 met de volgende inhoud: „Bij patiënt Karl Sch., geb. 24 augustus 1914, constateerde men aan het rechter oog, trillend oog, hoornvlieslittekens en
aangeboren staar. Gezichtsvermogen: 1/20 deel van het linker oog ontbreekt. De patiënt is daardoor praktisch blind. Het existentievermogen bedraagt 125 %. Meneer Sch. heeft permanent een begeleider nodig. Gezien Dr. E. Walser, hoofdarts. „Deze blinde verbleef op het terrein, waar Gröning – destijds wellicht vanuit de omgeving Bremen – zijn genezende golven verstuurde. Hij beschrijft nu zeer ontroerd, hoe hij plotseling het gevoel heeft gehad, dat er iets in zijn ogen veranderde en hoe hij toen de paardenkop in blauw neonlicht, een lichtreclame op het dak van de Traberhof, heeft waargenomen. Uiteindelijk zou de hele omgeving uit de schemering worden gehaald, tot hij alles weer helemaal goed kon zien. Een eerste controle door de arts dr. Zetti bevestigde zijn aanwijzingen. De volgende dag nam ik Sch. in de auto mee naar München. Hij beschreef mij op de autoweg op enkele honderden meters afstand welke auto’s zichtbaar werden. Hij zei mij wat er links en rechts van de autoweg te zien was – van de kerktoren dichtbij tot aan de bergen in de verte. (…) Op mijn vraag wat hij had gedaan om de genezing te ontvangen, zei hij dat hij had gebeden en gewacht. (…)

Verbluffende scènes spelen zich af, wanneer Gröning een blinde het gezichtsvermogen weer terug kan geven. In enkele gevallen, waar het gezichtsvermogen volledig teruggekeerd is, waren de gelukkigen zo overweldigd van de bijna niet te geloven wending van hun levenslot. Er zijn er, zoals Gröning mij vertelt, enkelen bij, die blind werden geboren en die men de hele zichtbare wereld eerst moet verklaren."  


				Bruno Gröning neemt de wachtende menigte in zich op.
Barones Anny Ebner von Eschenbach hield in 1950/1951 diverse gegevens vast, die zich in Gräfelfing in het vreemdelingentehuis Weikersheim rond Bruno Gröning afspeelden. Hier enkele uittreksels:
"Een keer zat een jonge vrouw met een getekend gezicht en een circa negenjarig meisje op de tweede rij. Toen Gröning haar vroeg: ‚Nou, moeder, wat voelt u?' antwoordde ze: ‘Jammer genoeg niets, meneer Gröning!'


				Bruno Gröning tijdens een van zijn lezingen.

Ja, moeder, niet steeds terugkijken naar het verleden! De schrik daarvan is nog in u, die moet u eerst loslaten. Het was tijdens een bombardement. U bevond zich in een soort tuinhuis en werd bedolven en was 8 maanden zwanger. Toen u weer gered werd, kwam het kind ter wereld en was blind. Klopt dat?'

Verbaasd antwoordde de vrouw: ‚Ja, precies!'

Daarop Bruno Gröning: ‘Nou ja, niet meer aan deze verschrikkelijke tijd denken, intens aan Gods hulp geloven en Hem vragen! Het kindje hoeft u niet steeds mee te brengen, wanneer moeder maar vast gelooft.'

Acht dagen later was de vrouw er weer. De zorgelijke uitdrukking in haar gezicht was weg, ze zag er verjongd uit. Toen Gröning haar nu vroeg, antwoordde zij: ‚Ja, vandaag trekt er een warmte door mij en ik voel mij blij en vrij.' - ‚Nou moeder, blijft u erbij, bijna is het zo ver.'


Een week later was de vrouw er weer en Bruno Gröning ging midden in de lezing naar haar toe, bleef stil staan en zei: ‚Moeder, op donderdag 17.20 uur neemt u uw kind en brengt u het naar een verduisterde ruimte, ze zal weer zien, en omdat ze nog nooit kleuren en vormen heeft gezien, zou ze schrikken en de schrik zou haar ziek kunnen maken. Laat u haar langzaam aan alles in haar omgeving wennen!'


				Bruno Gröning spreekt met hulpzoekenden.

Omdat dit voorval mij in het bijzonder interesseerde, onderzocht ik het en enige tijd later hoorde ik, dat alles zo op de minuut was gebeurd, zoals Bruno Gröning het zei. Na enkele jaren vroeg ik Bruno Gröning zelf nog een keer naar het kind en hoorde dat zij normaal kan zien, alsof ze nooit blind was geweest.

Een keer werd een jonge vrouw met een spierwit gezicht in een rolstoel naar binnen gereden. Tijdens de lezing verloor zij het bewustzijn en het leek alsof ze dood was. Bruno Gröning wierp slechts kort een blik op haar en stelde de aanwezigen gerust, die enige zorg hadden opgenomen, in het bijzonder de man aan haar zijde. Na een klein half uur werd zij wakker, rekte zich uit, had rode wangen en stond op uit de rolstoel en liep naar Gröning toe, nog enigszins onzeker maar met een stralende, verwonderde uitdrukking in de ogen. ‚Mooi, goede vrouw, wanneer men weer zo op eigen benen kan staan en het hart weer in normaal ritme slaat. Nu echter niet direct de verloren jaren inhalen - langzaam het lichaam naar zijn plichten leiden!' Toen de vrouw zich wilde bedanken, zei Gröning:

„Dankt u God! Ik ben slechts zijn kleine helper, bewijst u nu, dat u een echt kind van God bent!'



				Dank van een echtpaar na de ingetreden genezing

De man, die haar had binnengebracht, stond op en sprak met bewogen stem: ‚Meneer Gröning, ik ben haar echtgenoot en zelf arts, voor mij was mijn vrouw ongeneeslijk, ofschoon ik niets nagelaten heb. Zij had echter die ene wens, naar u te komen. Ik was overtuigd, dat zij nog op de weg hierheen zou sterven, want zij was hartpatiënt, en wel zo dat elke beweging met levensgevaar verbonden was. Ik ben overweldigd door dit wonder en kan het bijna niet geloven!'

Huilend van vreugde schoof hij de lege rolstoel naar buiten en ging met zijn vrouw op stoelen zitten en luisterde verder naar de 2 uur durende lezing. Meermaals keek hij van opzij vragend naar zijn vrouw, alsof hij eerst aan de blik van zijn gezonde, gelukkige vrouw moest wennen.

Op de achtergrond zaten vaak doven, waaraan Gröning heel zacht de vraag stelde: ‚Wanneer ik zo luid spreek, hoort u mij dan goed?' Antwoord: ‚Ja, ieder woord versta ik; wanneer u zo luid spreekt, begint er in het hoofd een zoemen en gonzen.' Iedereen lachte, omdat men toch had gehoord, hoe zacht Gröning had gevraagd."